De schop
Net als ik ben begonnen met mijn afkoel-oefeningen na mijn hardlooptraining zie ik twee mannen aan komen. Ze zijn druk in gesprek, zó druk, dat ze mij pas op het laatste moment zien. ‘Zit het er weer op, wijffie?’, vraagt de kortste man. Ik knik: ‘Ja’. ‘Goed weer er voor’, zegt de langere meneer. En hij vervolgt: ‘Jammer dat ik het niet meer kan, met mijn nieuwe heup moet ik toch wat voorzichter doen’. Ik knik weer. Niet omdat ik op adem moet komen, maar ik wil hen niet storen in het gesprek dat ze zo geanimeerd voerden voordat ze mij opmerkten.
Ze lopen een klein stukje door en gaan dan zitten op het bankje dat uitkijkt over de windakker, typerend voor dit dorp. Een smalle strook grond, begrensd door sloten en helemaal vol met Hollandse bomen en struiken die goed tegen water én wind kunnen, zoals wilgen. Dat houdt de wind van de boomkwekerijen. Natuurlijker kan het niet. Ze zitten vol leven, want er is schuilplaats genoeg voor de kleinere wezens die het dorp bevolken.
Mijn rek- en strekbewegingen doe ik in absolute stilte, als eerbetoon aan de prachtige natuur, die zojuist mijn gastheer was en die mij ook nu nog steeds omringt met een briesje met voorjaarsgeuren. Ik hoor de korte man zeggen: ‘Hoe gaat het nu met je televisie, Bram? De langere man, Bram dus, kijkt hem peinzend aan. ‘Dat was nog een heel gedoe, echt, je gaat dit nooit geloven, Dirk’.
Dirk kijkt hem hoopvol aan, na de lange dagen zonder aanspraak, veroorzaakt door Corona, kan geen verhaal hem gek of lang genoeg zijn. Bram steekt van wal: ‘Nou, ik eerst alle kabels er in en er uit halen, hielp geen ene malle moer. Uiteindelijk heb ik mijn provider gebeld, dat is een ware kunst, zal ik je vertellen. De technische dienst is uitsluitend bereikbaar met een betaald nummer. Moet je per minuut betalen en niet zo’n klein beetje, néé, je hoort de teller lopen. Dat zou nou nog niet geven, als je maar gelijk iemand aan de lijn krijgt. Maar je krijgt eerst een keuzemenu en dan moet je eindeloos wachten.
Als je geluk hebt, krijg je met een minuut of twintig iemand aan de lijn, het is pure zwendel, dat is het!’ Dirk knikt instemmend naar zijn gesprekspartner. Die vervolgt: ‘Nou, dat heb ik dus niet gedaan, ik heb het nummer gebeld als je klant wilt worden, dat is gratis’. Dirk begint te grijnzen, ‘had ik ook gedaan’, zegt hij. Bram vervolgt: ‘Die juffrouw wou eerst geen kant op, maar ik doordrukken dat er iets moet gebeuren. Uiteindelijk kreeg ik toch iemand van de technische dienst, die heeft een heleboel vragen gesteld en toen besloten dat er iemand langs moest komen.’
‘En?’, vraagt Dirk, ‘zijn ze al geweest?’ ‘Zeker zijn ze geweest, ’s ochtends om half negen stond er al een kerel op de stoep, of hij binnen mocht kijken. Nou dat mocht van mij. Hij had het snel bekeken. ‘Het zit in het kastje’, zei hij. Dat kastje staat bij mij in de poort, zei ik nog, maar die vent loopt naar een poort een paar huizen verder. ‘Hier staat uw kastje’, zei hij. ‘Ik had gauw mijn sloffen aangeschoten om die kerel achterna te gaan. Nou, hij komt bij dat kastje, begint wat te morrelen met een sleutel, maar nee hoor: lauw-loene met de pook. ‘Hij is bevroren’, zei hij, ‘het is nog te vroeg’. ‘En nu?’, vroeg ik.
Nou, die monteur doet een stap achteruit en geeft me toch een rotschop tegen dat kastje, ongelofelijk!’. ‘Zo’, zei hij, ‘nou zal hij het wel weer doen, uw tv’. ‘We lopen terug en wat denk je? Prachtig beeld, zo scherp als wat. Krijg nou de kl …’, hij stopt abrupt bij het waarschuwende handgebaar van Dirk. ‘Sorry’, zegt hij.
‘Nog maar een paar extra oefeningen’, denk ik, ‘nu wil ik weten hoe dit afloopt’. ‘Het is toch niet te geloven, man’, beaamt Dirk. ‘Gewoon een schop er tegen en dat was het?’. ‘Ja, en ik nog denken: hij zal wel warm water nodig hebben, of kruipolie of zoiets. Nee hoor: een schop.’ ‘En nu heb je weer goed beeld? Dirk is wat aarzelend. ‘Nou ja’, antwoordt Bram, ‘niet altijd, maar weet je: wat hij kan, kan ik óók. Dus elke keer als ik weer storing krijg loop ik naar dat kastje en geef er een flinke schop tegen. Klus geklaard’.
Beide mannen schieten in de lach, de moderne wereld heeft vast genoeg geheimen voor hen in petto, maar dit hebben ze toch maar mooi gefikst. Dirk vervolgt het gesprek: ‘Is er ook al iemand geweest voor die kapotte lantaarnpalen?’ ‘Nee’, zei Bram. ‘Die zijn nog steeds zo dood als een pier’. ‘Bah’, zei Dirk, ‘en dat op zo’n rothoek, je moet toch maar eens bellen joh’.
‘Ja, weet je’, antwoordt Bram bedachtzaam, ‘daar heb ik over na zitten denken. Maar ik dacht, misschien werkt dat met die lantaarnpalen wel hetzelfde als met zo’n tv-kastje? Dus ik ben er ’s avonds een paar keer naar toe gelopen en heb er een schop tegen aan gegeven.’ Dirk begint te lachen: ‘En? Hielp dat?’ ‘Nou, tot voor gisteren nog niet’, zegt Bram. Maar toen ik gisteren laat weer een schop wilde geven viel het mij op dat er tussen die lantaarnpalen ook zo’n soort kastje staat als van mijn televisieprovider. Een soort van schakelkastje of zoiets. Dus toen dacht ik: als ik daar nou eens een schop tegen geef?’
‘Nou?’ Dirk kan duidelijk niet wachten op het einde van het verhaal. Ik ben ook zó nieuwsgierig. Weer zegt Dirk: ‘Nou?’ Bram haalt diep adem en vervolgt: ‘Je zult het niet geloven maar ze gingen alle twee branden. Probleem opgelost!’
Dirk slaat enthousiast met zijn hand tussen de schouderbladen van Bram: ‘Goed gedaan jochie!’, roept hij. ‘Ja, en het is zelfs nog mooier’, vervolgt Bram, ‘want óp dat kastje staat een lamp, een rode lamp. Zelfs die ging aan.’ ‘Het is een wonder’, zegt Dirk. ‘Zeker, want kijk’, wijst Bram: ‘De lantaarnpalen zijn nu weer uit, maar die rode lamp brandt nog steeds.’ Ik kijk in de richting van de arm van Bram: ja hoor, daar brandt een felle rode lamp.
Beide mannen staan op en vervolgen hun wandeling, vol van het resultaat.
Een kwartier later sta ik nog te gieren van de lach in de richting van het grijze kastje met de rode lamp: Het kastje van het drukriool.
Reageren op 'De schop'? Stuur een mail naar marianne@coronkels.nl
Nóg een Coronkel lezen? Klik op deze link: Verhalen