Jong-en-lui


Op naar de supermarkt. Ik probeer daar tegenwoordig zo snel mogelijk in en uit te rennen; mijn lijstje in de aanslag, precies op volgorde van de paden. Maar bij de augurken gaat het mis, waar zijn die gebleven? Twee jongelui, jongens nog eigenlijk, zijn in de buurt hard bezig om vakken bij te vullen. Ik besluit ze toch even te storen. ‘Goedemorgen heren, weten jullie waar ik de augurken kan vinden?’ De jongens staan beiden op: ‘Goedemorgen mevrouw’, groeten ze, en vervolgens zegt de langste: ‘Die staan nu bij de groentes, ik loop wel even met u mee’. ‘Wat aardig’, zeg ik. ‘Geen probleem mevrouw, dat doe ik graag voor u, ik ga zo wel verder met de schappen’. Ik volg hem netjes op anderhalve meter naar de groenten. Ja hoor, daar staan ze: de augurken. ‘Dank je wel’, zeg ik. ‘Prima hoor’, zegt de jongen. ‘Anders nog iets?’ ‘Nee hoor, bedankt hè’. Hij knikt ten afscheid en gaat weer naar z’n maatje.

 

De zelfscanner heeft kuren vandaag, er komt geen bon uit. Geen bon betekent niet door het poortje. Daar gaan mijn goede bedoelingen van snel er in en snel er weer uit. Ik druk op de knop assistentie. Verderop staat een aantal meisjes bij één van de kassa’s te praten. Veel te dicht bij elkaar, denk ik. Maar ja, jongelui. Eén van de meisjes breekt het praatje af en komt naar mij toe: ‘Lukt het niet mevrouw?’ Ik schud mijn hoofd: ‘Er komt geen bon uit’. Ik ga àchteruit, het meisje vóóruit. ‘De bon zit vast, zo verholpen hoor’, zegt ze en ze steekt een duim omhoog. ‘Kijk, daar is tie al’. Mooi, weinig oponthoud dus. ‘Bedankt voor je hulp’. ‘Prima hoor’, zegt het meisje, precies zoals de jongen dat zo even had gedaan. ‘Geen probleem’.   

 

‘Heeft u alles kunnen vinden?’, vraagt de jongedame achter de kassa van de drogisterij. Jongedame? Ach, meer een meisje, misschien 17 of 18? Ze heeft een bril op, die ze tijdens het afrekenen telkens op z’n plaats moet duwen, het is ook zó warm. ‘Ja hoor’, antwoord ik, ‘wat fijn dat je dat even vraagt’. Het meisje kijkt eerst verwonderd en dan verschijnt er een verlegen glimlach. ‘Dat hoor ik niet vaak’, zegt ze zachtjes. Het is niet druk in de winkel, de meeste klanten hebben vroeg boodschappen gedaan vanwege de hitte en zitten nu vast in de schaduw uit te puffen. Vandaar dat wij heel even tijd hebben voor een praatje.

‘Je werkt nog niet zo lang hier, hè?, vraag ik. ‘Nee, ik zou dit jaar voor mijn stage in een restaurant gaan werken, maar ja, dat liep anders’, ze knikt bevestigend. ‘Leuk is anders, denk ik?’ ‘Het valt best mee hoor, normaal zou ik nooit aan deze baan hebben gedacht, maar ik ben er blij mee’, antwoordt ze en ze knikt weer, enthousiast dit keer. ‘Het contact met de meeste klanten is erg gezellig, net als in een restaurant, denk ik. En het levert nog wat op óók. Dat is helemaal fijn, want straks moet ik toch weer geld hebben voor mijn studie hè’. 

 

Een studie, dat is interessant, ik vraag: ‘Wat studeer je, als ik vragen mag?’ ‘Ik studeer aan de hotelschool, niet de hogere hoor, dat was een stap te hoog voor mij. Ik ben meer van de praktijk, gewoon: aanpakken.’ Nu was het mijn beurt om te knikken. Als ex-uitzendconsulent heb ik dat meer gehoord, jongelui die liever willen aanpakken dan leren. Voor het uitzendbureau natuurlijk geweldig, maar hun ouders dachten er vaak anders over, die hadden een ‘betere toekomst’ voor hun kind voor ogen. Wat er nou ‘beter’ is aan een filosoof dan een loodgieter, dat heb ik mij vaak afgevraagd. Vooral, als ik lekkage had en ik geen loodgieter kon vinden.

 

‘Corona gaat weer over en dan zul je zien, dan kun je overal in de restaurants aan de gang’, bemoedig ik het meisje. ‘Eerst mijn diploma halen en dan zie ik wel verder. Ik kom echt niet zonder werk, misschien begin ik wel een eigen bedrijf, een lunchroom of zo’. Het meisje is zichtbaar opgetogen over het idee. Wat een leuk meisje, zo jong en dan al zulke plannen. Er schuift een mevrouw achter mij aan bij de kassa, tijd om dag te zeggen. ‘Fijne dag nog’, zeg ik, ‘leuk om even met je gepraat te hebben. Ik wens je heel veel succes’. ‘Dank u wel mevrouw, dat gaat zeker lukken’, zegt ze.

 

Thuis pak ik alle boodschappen uit, zet water op en de tv aan. Rellen, rellen, rellen. Is het de hitte? De verveling? Het afstand-houden? Jong-en-lui? Wie zal het zeggen? 

Eén ding is zeker: hoog tijd voor de media om de jongelui in de winkels en supermarkten eens in beeld te brengen. Die zijn nuttig  bezig, positief. Hun blik gericht op de toekomst, waar hun succes wacht. Of ze nou filosoof of loodgieter worden of een lunchroom beginnen. 

 

Jong-en-lui? Welnee! Je moet gewoon beter kijken, geen betere kijkcijfers proberen te scoren.

Reageren op 'Jong-en-lui?' Stuur een email naar: marianne@coronkels.nl

Nóg een Coronkel lezen? Klik dan op deze link: Verhalen

Jong-en-lui werd als column gepubliceerd in het Gouds Dagblad op 24-8-2020