Reizend circus
Met een voldaan gevoel stap ik op Tenerife Sur Aeropuerto uit het vliegtuig. De komende weken staan in het teken van zee, wandelen, strand, terrasjes en restaurantjes. Ik haal diep adem: zelfs hier, in het luchthavengebouw is het vakantiegevoel aanwezig. Meewarig kijk ik naar boven: daar staan de vertrekkende passagiers, voor hen zit het erop. Voor deze keer. Maar voor mij kijken drie weken zon me tegemoet.
Zodra ik mijn koffers van de band heb gehaald loop ik in de richting van de busbaaien; bij nummer 32 zou mijn bus moeten staan. De AeroExpress richting Los Christianos en Costa Adeje. Ik ga helemaal mee tot het eindstation, want mijn appartement staat daar vlak bij. In de bus volg ik de instructies van de verhuurster: bellen en melden hoe laat ik ongeveer aankom. De dame spreekt Engels, ik gelukkig ook. Dat is makkelijk want ze wacht me op boven bij het hek, zodat ik niet om hoef te lopen met al die bagage. Waarom neemt een mens eigenlijk zo veel mee? Wat heb je nou eigenlijk nodig? Nou ja, nu zit het er in, dus rollen maar met die dingen.
Boven zijn drie personen met rode wangen van inspanning en warmte druk bezig om het appartement schoon te maken. Ze wijzen waar mijn koffers even mogen staan, dat stuk is al gedaan. Wat een service! Met een bedankje en een vriendelijke groet ga ik op weg naar ‘mijn’ terrasje voor mijn allereerste pilsje hier. Het smaakt buitengewoon, zo in het vriendelijke zonnetje.
Wat een rust, wat een ontspanning, tjonge. Rustig luister ik naar de binnenkomende golven, want het terras ligt direct aan de boulevard die langs de kust loopt. Een prachtige plek, geen wonder dat ik hier al jaren terugkom. Jammer, dat de zingende cowboy, die elke avond een prachtig Country- en Western programma vertolkte, niet meer terugkomt. Altijd zo leuk om te dansen. Maar ja, aan alles komt een einde; de goede man zal inmiddels dik van zijn pensioen genieten.
Genietend strek ik mijn benen onder mijn tafel en doe even mijn ogen dicht, dan hoor ik de oceaan beter. Dan: ‘Heeeee! Halohooo!’ Ik open mijn ogen en zie twee hevig wuivende mensen op de boulevard staan. Ik steek mijn hand op. ‘Goh joh, jij ook weer hier, wat leueueueuk! We dachten al, we zeiden, zou ze er weer zijn? En ja hoor hier zit je dan. Wanneer ben je aangekomen?’
‘Ja, ik ben er weer hoor’, zeg ik compleet overbodig. ‘Euh, uurtje geleden?’
‘Ja joh? Echt? Tjonge dan heb je alles nog voor de boeg. Goh, geweldig zeg.’
Ik twijfel of dat laatste gaat over dat ik er weer ben. Of dat ik, kennelijk in tegenstelling tot dit duo, ‘alles nog voor de boeg heb’. Ik durf het niet te vragen, ze weten dat ik schrijf en daarom denken ze dat ik alles anders bekijk dan alle andere mensen. Eerlijk gezegd vraag ik mezelf dat ook weleens af. Dapper steek ik van wal: ‘Hoe gaat het met jullie? Waar zitten jullie? Weer in Ponderosa?’
‘Nee joh, we worden wat ouder en willen wat meer luxe, dus voor ons tegenwoordig Club Atlantico.’
‘Club Atlantico? Dat is nog een tippel. Gaan jullie langs de kust? Of de heuvel op?’
Glimlachend over zoveel onwetendheid van zo’n jonkie geven ze antwoord: ‘We lopen helemaal niet meer, we doen alles met de taxi, zo handig!’
O. Daar kan ik niet zoveel mee, met taxi’s. Ik ben altijd een beetje bang als ik er met eentje mee moet. Die dingen worden bestuurd door kamikazepiloten die denken dat de kronkelige 30-km straatjes zich op het stratencircuit van Monte Carlo bevinden. Ik ga liever lopen; veel veiliger. En je ziet meer. Een beetje suf kijk ik voor me uit; wat nu? Maar gelukkig word ik deze keer gered door de taxi, die al besteld blijkt te zijn. ‘Nou, tot de volgende keer weer, he? Fijne vakantie!’ En weg zijn ze.
Mijn biertje is nog lekker koel en ik neem een teugje. De ene ober is bekend en hoewel hij uit Afrika komt, spreekt hij goed Spaans. Dat vind ik ook zo leuk aan dit restaurant: de eigenaar is Spaans, hij en zijn familie komen van La Gomera. En alle obers en keukenpersoneel spreken Spaans. Dat is tegenwoordig best bijzonder, nu er zoveel horecabedrijven in handen zijn gekomen van Indiërs en Aziaten. In die zaken word je meestal begroet met: ‘Hy-eh’. Dat is heel slecht Engels voor ‘Hallo’. Ik wil best Engels spreken, maar het liefst als ik in Engeland ben.
Intussen heeft de condens van mijn ‘jarra’ (bierkroes) mijn bierviltje verzadigd. Ik kijk of ik een ober kan vinden. Mmmm, ze zijn allemaal even bezig. Of weg.
Weer: ‘Heee! Joehoe!’ Het volgende stel bekenden dient zich aan; uit het Zuiden van Nederland. Ik haal diep adem: ‘Hoi, hoe gaat het met jullie?’ De daarop volgende conversatie is ongeveer hetzelfde als die ik net met mijn landgenoten uit Twente heb gevoerd, inclusief de introductie van taxivervoer. Toch leuk dat ook zij er weer zijn. Iedereen wordt ouder tenslotte en sommigen komen na jaren ineens niet meer naar Tenerife. Je weet nooit, wat er met hen is gebeurd. Tenzij één van de bekenden dat weet en dan heeft iedereen weer een nieuwtje.
‘Je weet wel? Jeff, van die mondharmonicaatjes? Nou joh, zijn vrouw is helemaal niet lekker. Vorige keer, mei was dat? Ja mei, nou in mei dus, was hij er nog, maar hij had er maar eentje bij zich. Uitgeblust, die Jeff. Nee, die zien we niet meer. Toch een soort van jammer.’
‘Ja heel jammer’, zeg ik dan. Jeff had altijd een koffertje met mondharmonica’s in alle toonsoorten bij zich. Dat zou niet erg zijn, ware het niet, dat hij tijdens zo’n Country- en Western nummer ze eerst allemaal moest proberen om te weten in welke toonsoort dat stond. De cowboy vertelde hem dat wel, maar in het Engels of Spaans. Talen, die Jefke geen van beide verstond. Nou, exit Jeff dus.
De eerste dag blijf ik nooit lang op het terras, want zodra mijn appartement klaar is, ga ik uitpakken en boodschappen doen. Inmiddels weet ik dat het kraanwater op Tenerife drinkbaar is, dus hoef ik niet meer te slepen met die acht-liter jerrycans, dat scheelt een boel. De plaatselijke frutería (fruit- en groentewinkel) voorziet in heerlijk fruit voor een prima prijs. De supermarkt, waar ik inmiddels een kortingskaart van heb, in alle andere etenswaren.
Glimlachend berg ik alles op. Ik voel me helemaal thuis. Ik heb zelfs al vier bekenden ontmoet. En dat worden zeker niet de laatste vier. Dat is zo bijzonder aan deze plek en vooral: dit restaurant. Het is in al die jaren van muziek en dansen de thuishaven geworden van vakantievierders uit België, Duitsland, Engeland, Ierland, Frankrijk, Italië, Scandinavië en -natuurlijk- uit alle windstreken van Nederland. En dat is het nog steeds. Zodra de mensen mij (en niet te vergeten mijn trouwe trombonist) herkennen, keert een stukje gezamenlijke historie weer. Nostalgisch. Bijna iedereen gaat gedurende het jaar ook naar andere delen van Spanje, net als ik. Maar het is hier, op deze bijzondere plek, dat we ‘samen’ komen.
Op weg naar mijn tweede pilsje loop ik nog te lachen: ‘Zelfs een reizend circus heeft een basis nodig. En waar kunnen ze beter terecht dan hier?’
Nog een Coronkel lezen? Klik op deze link: Verhalen
Reageren op 'Reizend circus'? Stuur dan een email naar marianne@coronkels.nl
'Reizend circus' werd als column gepubliceerd op de site van SpanjeVandaag op 22-02-2025.